Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Herziening, geuridentificatieproef, aanvraag ongegrond. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2008:BC8789 m.b.t. een onregelmatig uitgevoerde geuridentificatieproef door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 en oordeelt dat m.b.t. geuridentificatieproeven in de onderhavige zaak in gelijke zin dient te worden geoordeeld. I.c. is echter geen sprake van een gegeven a.b.i. art. 457.1.c Sv; geen ernstig vermoeden dat de rechtbank de aanvrager zou hebben vrijgesproken.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



7 februari 2017

Strafkamer

nr. S 16/03212 HS

AGE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank te Zutphen van 19 oktober 2005, nummer 06/460286-05, ingediend door J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, namens:

[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.

1 De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Rechtbank heeft de aanvrager ter zake van 1. "diefstal", 2. "diefstal", 3. "diefstal, waarbij de schuldige de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming", 6. "diefstal, waarbij de schuldige de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming", 7. "poging tot diefstal, waarbij de schuldige de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming" en 8. "diefstal, waarbij de schuldige de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak", veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met bijkomende beslissingen als in het vonnis vermeld.

2 De aanvraag tot herziening

2.1.

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.2.

De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat de zaak van de aanvrager destijds niet zou hebben geleid tot een veroordeling ter zake van voormelde feiten, indien de rechter bekend zou zijn geweest met de omstandigheid dat sprake is van gerede twijfel aan de betrouwbaarheid en de wijze van uitvoering van in deze zaak uitgevoerde geuridentificatieproeven.

3 De conclusie van de Advocaat-Generaal

De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag ongegrond zal verklaren en zal afwijzen.

4 Achtergrond van de aanvraag

Het is de Hoge Raad ambtshalve bekend dat door het openbaar ministerie aan een groot aantal onherroepelijk veroordeelden bij brief een mededeling is gedaan omtrent mogelijk onjuist uitgevoerde geuridentificatieproeven in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland. In deze periode zou de speurhondengeleider tijdens het afnemen van de geuridentificatieproef regelmatig, in afwijking van het vastgestelde protocol, vooraf op de hoogte zijn geweest van de sorteervolgorde van de geurbuisjes. De onderhavige aanvraag houdt verband met geuridentificatieproeven die weliswaar niet door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland zijn uitgevoerd, maar - naar blijkt uit de aan de Hoge Raad toegezonden stukken - die wel zijn verricht in de periode mei-juni 2005 mede door aan die geurhondendienst verbonden ambtenaren.

5 Aan de beoordeling van de aanvraag voorafgaande beschouwing

5.1.

De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat in de gevallen waarin in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 een geuridentificatieproef door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland in de desbetreffende strafzaak is uitgevoerd, dit onderzoek - behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel - moet worden geacht te hebben plaatsgevonden in strijd met het voorschrift dat de hondengeleider de volgorde van de geurdragers niet kent, hetgeen met zich brengt dat ervan moet worden uitgegaan dat het resultaat van die geuridentificatieproef in die gevallen niet als voldoende betrouwbaar kan gelden en dat aldus moet worden aangenomen dat het resultaat van de geuridentificatieproef niet zou zijn gebruikt voor het bewijs indien de rechter met de opgetreden onregelmatigheid bekend was geweest (vgl. HR 22 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC8789, NJ 2008/591). Met betrekking tot de geuridentificatieproeven in de onderhavige zaak dient in gelijke zin te worden geoordeeld.

5.2.

Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.

5.3.

Ingeval het resultaat van een onregelmatige geuridentificatieproef voor het bewijs van het desbetreffende tenlastegelegde feit is gebezigd en het niet aannemelijk is dat zonder deze uitkomst van de geuridentificatieproef de feitenrechter op grond van het beschikbare bewijsmateriaal tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen, levert dat een ernstig vermoeden op dat de rechter de aanvrager ter zake zou hebben vrijgesproken. In dat geval is sprake van een beroep op een gegeven als hiervoor onder 5.2 vermeld.

6 Beoordeling van de aanvraag

6.1.

Ten laste van de aanvrager is bij het vonnis waarvan herziening wordt verzocht, bewezenverklaard dat:

"1. hij op 15 mei 2005 te Emst met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een herenfiets, merk Gazelle, toebehorende aan [betrokkene 1] ;

2. hij in de nacht van 14 op 15 mei 2005 in de gemeente Heerde met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een herenfiets, merk Batavus, toebehorende aan [betrokkene 2] ;

3. hij in de periode van 12 mei 2005 tot en met 13 mei 2005 in de gemeente Hattem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kerkgebouw, gelegen aan de Markt, heeft weggenomen geld en een antieke Statenbijbel (met prenten/kaarten) toebehorende aan de Nederlands Hervormde Kerk, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

6. hij in de periode van 4 mei 2005 tot en met 5 mei 2005 te Beerzerveld, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kerkgebouw, gelegen aan de Westerweg, heeft weggenomen muntgeld toebehorende aan de Nederlands Hervormde Kerk, waarbij verdachte zich de toegang tot plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

7. hij in periode van 4 mei 2005 tot en met 5 mei 2005 te Bergentheim, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kerkgebouw, gelegen aan de Kanaalweg Oost, weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan de Nederlands Hervormde Kerk, en zich daarbij de toegang tot voornoemd gebouw te verschaffen en die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met behulp van een dakpan een ruit van dat gebouw heeft ingegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

8. hij in de periode van 4 mei 2005 tot en met 5 mei 2005 te Sibculo, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kerkgebouw, gelegen aan de Kloosterdijk, heeft weggenomen drie collectebussen, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak."

6.2.

De Rechtbank heeft overeenkomstig art. 365a, eerste lid, Sv volstaan met een verkort vonnis. In dat vonnis heeft de Rechtbank omtrent de bewezenverklaring het volgende overwogen:

"De raadsman heeft ter zitting de betrouwbaarheid van de door de speurhonden uitgevoerde sorteerproeven in twijfel getrokken. Hij heeft zich daarbij beroepen op een uitspraak van deze rechtbank contra verdachte d.d. 24 juni 2003 (06.060491-02), waarin wordt overwogen dat de sorteerproef tot op heden als een valide instrument voor het leveren van bewijs kan worden beschouwd, maar dat het desalniettemin voorkomt dat een hond een persoon ten onrechte als verdachte aanwijst.

De rechtbank constateert dat in de onderliggende strafzaak sprake is van sorteerproeven door verschillende honden waarvan de uitkomsten, op één na, de betrokkenheid van verdachte aangeven. Dit gegeven in onderlinge samenhang bezien met andersoortig bewijs, dwingt redelijkerwijs tot de conclusie dat verdachte de feiten - behoudens de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten - heeft begaan, waarbij de rechtbank mede heeft betrokken:

- het relaas van een van de verbalisanten die verdachte twee maal korte tijd na elkaar heeft getroffen met verschillende fietsen en die heeft geconstateerd dat verdachte uit dichtbegroeide bosjes een van de straat niet zichtbare tas tevoorschijn haalde, met daarin een beitel die bij een inbraak gebruikt is, zoals blijkt uit de uitkomst van een verfspooronderzoek;

- de op twee verschillende locaties aangetroffen schoensporen die met het schoeisel van verdachte corresponderen;

- de bij verdachte in vorenbedoelde tas aangetroffen lijst waarop, plaatsen en/of adressen van kerkgebouwen stonden vermeld waar reeds was ingebroken;

- de bij verdachte aangetroffen treinkaartjes met een vertrekplaats of bestemming die overeenkomt met de directe omgeving van een aantal plaatsen waar de misdrijven zijn gepleegd;

- de opeenvolgende pleegdata en pleegplaatsen en de soortgelijke modus operandi;

en waarvan zij een grote graad van toevalligheid niet aannemelijk acht."

6.3.

Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie vermelde gronden kan het in de aanvraag aangevoerde niet worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. De aanvraag is dus ongegrond en moet ingevolge art. 470 Sv worden afgewezen.

7 Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2017.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature